Toedieningsweg: voor lokale toepassing op de huid.
Uitsluitend voor uitwendig gebruik.
Breng het diergeneesmiddel rechtstreeks aan op de huid, gebaseerd op het gewicht van het dier.
Dieren moeten nauwkeurig gewogen worden voor de behandeling.
Dosering – 1 pipet van 2,68 ml per hond met een gewicht van meer dan 20 kg en maximaal 40 kg lichaamsgewicht.
Voor honden zwaarder dan 60 kg gebruik maken van twee pipetten van 2,68 ml.
Wijze van toediening: Houd rechtop.
Tik op het smalle gedeelte van de pipet om ervoor te zorgen dat de inhoud onderin de pipet zit.
Duw het afbreekbare deel van het topje van de pipet langs de stippellijn naar achteren.
Duw de vacht tussen de schouderbladen opzij totdat de huid zichtbaar is.
Plaats het topje van de pipet op de huid en knijp zachtjes om de gehele inhoud op een of twee plaatsen op de huid aan te brengen.
Gebruik een schaar om het zakje te verwijderen of:
1. Vouw langs de diagonale lijn zodat inkeping zichtbaar is.
2. Scheur bij inkeping in.
3. Draai bovenkant om te openen.
4. Duw haren weg en breng op de huid aan.
Het is belangrijk dat het diergeneesmiddel op een plaats wordt toegediend waar het dier het niet kan oplikken en dat dieren elkaar niet likken na de behandeling.
Zorg ervoor dat de haren niet overmatig nat worden met het diergeneesmiddel, aangezien er dan een kleverige plek van haren op de toedieningsplaats kan ontstaan.
Mocht dit toch gebeuren, dan zal dit binnen 48 uur na toediening verdwijnen.
Voor een optimale behandeling van vlooien- en/of tekeninfestaties kan het behandelingsschema aangepast worden aan de plaatselijke epidemiologische omstandigheden.
In afwezigheid van veiligheidsstudies is het minimale behandelingsinterval 4 weken.